Skip to main content

Er zijn van die dagen …

Er zijn van die dagen dat het leven in de PI zich in alle gruwelijkheid openbaart. Gruwelijk in de zin van deceptie, van wanhoop, van uitzichtloosheid, van verdriet, van innerlijke pijn. Vandaag was zo’n dag.

Al vrij snel in de ochtend weerklinken de snelle tonen van een persoonlijk alarm. Ik schrik op uit mijn werkzaamheden, hoor het stampen van voeten, van rennende collega’s, het geluid van adrenaline. Ook al is de PI een groot gebouw, de geluiden dragen soms ver, zeker wanneer het om dit soort acties gaat. Niet lang daarna volgt het bericht dat de alarmfase weer voorbij is. Langzaam keert de rust terug in het gebouw, in de activiteiten, in het ritme van de vaste geluiden. Alhoewel …

Tussen de middag valt op te maken uit de opeenvolgende signalen op de piepers, dat er iemand naar de isolatieafdeling wordt gebracht. En na enig navragen wordt duidelijk om wie het gaat en waarom. Een gedetineerde, die ik goed ken, met een lange straf voor de boeg, is op de werkzaal net zolang gejend en getreiterd, dat hij fors heeft uitgehaald. Tja, geweld wordt niet getolereerd, dus volgt een sanctie. Maar ergens begrijp ik hem wel, want waar moet je naartoe met al je woede, met je frustratie, met je teleurstelling.

In de loop van de middag haal ik iemand op van de werkzaal. Vorige week is zijn moeder overleden, gisteren was de uitvaart en crematie. Afscheid nemen kan dan alleen met toezicht van begeleiders, alleen in een mortuarium, met slechts één of meestal geen familieleden aanwezig. De uitvaart bijwonen, in zijn geval, kan alleen via een livestream, op afstand. Achter het beeldscherm van de laptop, alleen in tranen, achter de deur in eenzaamheid, zoeken, verdrinken welhaast in verdriet. In zijn woorden naar mij klinkt de diepe teleurstelling over de gang van zaken, de frustratie, de welhaast onmenselijke opgave om zo afscheid te moeten nemen, van in zijn geval zo’n beetje de laatste strohalm buiten de PI. Ook hem begrijp ik wel, in zijn gevoelens van verdriet, teleurstelling, deceptie.

De middag eindigt op cel. Zojuist is iemand teruggekeerd van de rechtbank. Er lag een zware verdenking, een zware eis, weinig tot geen bewijs, en wellicht onschuld. En toch werd een zware, lange straf uitgesproken. Op zijn gezicht lees ik het ongeloof, het verdriet, de boosheid, de deceptie. Tijdens zijn tranen kan ik niet veel meer dan bij hem op de rand van het bed zitten. In de terugkerende stiltes is de verslagenheid welhaast tastbaar present.

De wereld van detentie kent meerdere gezichten. Zeker, er zijn slachtoffers, er zijn daders, er zijn vreselijke delicten. Onmiskenbaar waar. Maar er is ook een gruwelijk onzichtbaar gezicht, van stilzwijgend lijden, van uitzichtloosheid, van verdriet, van pijn, in een systeem waarin mensen soms haast stilzwijgend ontmenselijkt lijken te worden. Vandaag was zo’n dag. Een dag om aan al deze gebroken mensen, een menselijk gezicht te tonen.

R-.K. Justitiepastor Albert