Grote roversbenden
Gedetineerden, de bewoners van onze Penitentiaire Inrichtingen, gaan heel verschillend om met de verwerking van hun delict. Zonder aanspraak te maken op volledigheid ben ik in de afgelopen anderhalf jaar, de tijd dat ik rondloop binnen P.I.’s, verschillende verwerkingsstrategieën tegengekomen, twee ontkennende strategieën en twee bekennende strategieën. De eerste strategie is de volledige ontkenning van het delict. Als ik onze bewoners mag geloven zitten er grote aantallen mensen met een ziel zonder-vlek-of-smet in detentie.
Een tweede verwerkingsstrategie is gedeeltelijke ontkenning. De bewoner geeft wel toe dat er ‘iets’ is voorgevallen, maar stelt dat het allemaal veel minder ernstig of heel anders was dan de feiten waarvoor hij veroordeeld is. Hij claimt daarmee -strikt juridisch gesproken- onschuldig te zijn aan de feiten waarvoor hij veroordeeld is en daarmee onschuldig vast te zitten.
Een derde verwerkingsstrategie is toegeven dat hij de feiten, waarvoor hij veroordeeld is, inderdaad gepleegd heeft, maar dat hij daar moreel niet zo veel verkeerd in ziet. ‘Het mag niet, maar er mag zoveel niet’. Het gaat dan om feiten in bij voorbeeld fiscale of zakelijke aangelegenheden. De bewoner geeft toe dat de rechter zaken weliswaar anders zag, maar dat hij er zelf -nog altijd- niet zoveel problemen in ziet. Deze bewoners geven toe aan één kant terecht in detentie te zitten, aan de andere kant relativeren zij de feiten voor zichzelf. Een vierde verwerkingsstrategie is die van de bekennende en meewerkende verdachte. Er zijn bewoners die, soms zelfs uit eigen beweging, gepleegde feiten melden, op alle manieren aan het onderzoek meewerken en volledige verantwoordelijkheid nemen voor -soms zeer ernstige- feiten. Deze bewoners ervaren veelal oprecht berouw en worden door dit berouw verscheurd. Deze laatste categorie is ook de categorie waarbij het, als alle partijen daartoe bereid en in staat zijn, betekenisvol kan zijn om herstelbemiddeling, contact tussen dader en slachtoffer(s) of nabestaanden tot stand te brengen.
Voor al deze bewoners met hun verschillende verwerkingsstrategieën zijn wij, als geestelijk verzorgers van verschillende denominaties, gesprekspartner. Wij zullen, ook voor onszelf, een weg moeten vinden om bij al deze verschillende verwerkingsstrategieën het gesprek aan te gaan. Het gesprek over de mens en hoe het gaat. En gaande die gesprekken -meestal pas na langer contact- kun je komen op de laag van moraal en ethiek. Ikzelf probeer de mens te ontmoeten op de plek waar hij is. Een bewoner die volledig in ontkenning is vraagt een heel andere benadering dan een bewoner die -voor zover je dat als mens van een ander mens kunt zeggen- diep berouw heeft, maar uiteindelijk ook verder moet in zijn leven. Wat altijd helpt is fijnzinnigheid en invoelend vermogen, soms helpt humor, soms helpt prikkelend doorvragen. En het resultaat is wisselend, bij sommige bewoners bereik je -voor zover je dat kunt zien- heel weinig, sommige bewoners nemen langzaamaan iets meer verantwoordelijkheid en bij sommige bewoners groeit bij mij het oprecht vertrouwen dat wij ze, na hun periode van detentie, nooit, maar dan ook letterlijk nooit meer binnen een P.I. terug zullen zien.
Er is daarnaast een ‘buitencategorie’, waar ik de afgelopen tijd mee te maken heb gekregen. Als voorbeeld denk ik aan S. Hij is een vechtsporter, welbespraakt, humoristisch, zonder enige twijfel hoog-intelligent maar zeer beperkt opgeleid, een ‘boef op directieniveau’. Hij behoort niet tot ‘mijn kudde’, maar het is bepaald geen straf om met hem te praten. Hij houdt er echter een geheel eigen verwerkingsstrategie, een geheel eigen politieke filosofie op na. ‘De overheid, de staat levert de burger bescherming, tegen een prijs: belastingen. Als ik hetzelfde doe, sluiten ze me op! De overheid, de staat verstrekt de burger verdovende en verslavende middelen, zoals alcohol en tabak, tegen een prijs: accijnzen. Als ik hetzelfde doe, sluiten ze me op! Mij noemen ze een boef en een rover. Wat is de overheid, wat is de staat eigenlijk anders dan een grote roversbende?’
Zonder het te weten citeerde hij de grote christelijke kerkvader Augustinus. Augustinus (354 - 430 AD), schreef onder andere het boek ‘Over de stad Gods’, waarin hij tegenover ontwikkelde ‘heidenen’ het christendom verdedigt als de ware godsdienst en waarin hij zijn ideeën over sociale en maatschappelijke orde weergeeft. In ‘Over de stad Gods’ schrijft Augustinus de zin: ‘Wat zijn staten anders dan grote roversbenden’. Mijn gesprekspartner S. lijkt in Augustinus daarmee een aanzienlijke medestander te hebben!
Of toch niet? Want Augustinus schrijft er iets vóór wat de betekenis zeer beïnvloedt. Het volledige citaat van Augustinus luidt: ‘Als dus de gerechtigheid terzijde is geschoven, wat zijn staten dan anders dan grote roversbenden’. Het kernbegrip voor het verstaan van de staat ligt voor Augustinus daarmee in het christelijke kernbegrip ‘gerechtigheid’. Aan mij de schone taak een manier te vinden om ook met deze mens met zijn verleden, met zijn delicten en met zijn verwerkingsstrategie daarvan, om ook met deze mens in gesprek te komen over moraal en ethiek. Hoe kom ik met S. in gesprek over gerechtigheid? Wat is gerechtigheid? Wat betekent gerechtigheid, ook op het individuele, het direct-menselijke niveau? Hoe bereik ik hem en hoe werk ik toe naar een situatie waarin hij uiteindelijk verantwoordelijkheid neemt voor zijn delicten? Hoe kan ik mijn bijdrage leveren waardoor een bewoner na zijn detentie, vanuit het perspectief van de samenleving bezien, weer veilig in de samenleving kan terugkeren? Het is een opgave waar ik, als katholiek geestelijk verzorger, al mijn talenten -en het advies van ervaren collega’s- bij kan gebruiken. Het is ook een mooie en zinvolle opgave want een mens, iedere mens, is méér dan zijn delict.
pastor Jan, aalmoezenier bij Justitie