Niemand heeft ooit God gezien

Soms is er zo’n tekstregel uit de H. Schrift of uit de traditie die blijft haken bij mij. ‘Niemand heeft ooit God gezien’ – is zo’n tekst (Johannes 1:18; Exodus 33-34). Het zijn het soort woorden die soms langere tijd tegen de achtergrond van mijn gedachten resoneren.
De middag is al ver gevorderd wanneer ik de inkomstenafdeling oploop. Eén van de PIW-ers loopt met me mee om een celdeur te openen, opdat ik kan kennismaken met iemand die net een paar dagen binnen is. In de hoek, op de stoel zit een redelijk jong uitziende man, eind 20, bos krullen, met een vriendelijk maar doorleefd gezicht. Met het binnenkomen valt me zijn houding meteen op: ietwat ineengedoken, niet echt opkijkend of durven aankijken vanonder zijn bruine krullen. En voorzichtig tastend opent zich tussen ons een gesprek over deze eerste detentie, over zijn leven op de straat, over zijn bestaan, over de wanorde in zijn hoofd en in zijn leven.
Er zit iets autistisch in zijn houding, maar ook bereidwilligheid tot gesprek. Zoals wel vaker informeer ik naar zijn achtergrond, gezinssituatie, familie.
‘Leven je ouders nog?’ Zijn hoofd draait weg, het antwoord is ontkennend, ons contact lijkt verbroken. Zijn moeder blijkt 11 jaar geleden overleden, suïcide, na een periode van diepe depressie. Die komt bij me binnen. ‘En je vader dan?’ Een jaar later overleden, suïcide, na een periode van depressie. Ook die komt bij me binnen. Net als de tranen bij hem. Schijnbaar, blijkbaar, is het onderwerp van zijn ouders, en dan vooral de wijze waarop ze zijn overleden, een onderwerp dat weinig tot niet ter sprake komt. ‘Waarom dan niet?’, vraag ik hem in al mijn onnozelheid. ‘Omdat niemand me ernaar vraagt’.
Het gesprek is ongemerkt veranderd. Van ineengedoken naar rechtop, van verborgen naar open, van tastend zoeken naar gevonden vertrouwen.
Volgens de Frans-Joodse filosoof Emmanuel Levinas (1906-1995) doet de ander in zijn of haar weerloosheid een appèl op mij. Sterker nog, in het gelaat van de ander openbaart zich de Eeuwige, ontdekken we de ‘Ander’. Deze middag ervaar ik in het gelaat van een jongeman, in zijn verhaal, in zijn weerloosheid, iets van die ‘Ander’ met een hoofdletter. Niemand heeft ooit God gezien. Of misschien toch wel.
Pastor Albert