Skip to main content

Niemand om mee te praten….

Onlangs mocht ik afscheid nemen van één van onze bewoners. Na een detentieperiode van ruwweg één jaar zou hij binnen enkele dagen door de poort van de P.I. (penitentiaire inrichting = gevangenis) de vrijheid opnieuw tegemoet gaan. Wij spraken over hoe het zou gaan en hoe het zou zijn, weer ‘buiten’. Deze man had eigenlijk alles goed voor elkaar, hij zou worden opgehaald door een vriend, die zou hem naar zijn vrouw, naar zijn comfortabele huis in de grote stad brengen. Hij hoefde zich niet druk te maken om werk,

dat kwam vanzelf wel. Wij spraken ook over de vraag wat hij het ergst had gemist in het afgelopen jaar?

Zijn antwoord zette mij aan het denken. ‘Het ergste van het afgelopen jaar vond ik dat ik niemand had om mee te praten … ‘. ‘Niemand om mee te praten … ‘. Ik werk in een mannengevangenis met een paar honderd bewoners. Elk van deze bewoners verblijft op een afdeling van ongeveer 24 man en heeft toegang tot de bewaarders en, beperkt en volgens een strict weekrooster, tot diverse diensten en voorzieningen binnen de P.I. Maar er is enkel bij uitzondering contact tussen bewoners van verschillende afdelingen mogelijk. Voor de dagdagelijkse contacten en voor de terloopse gesprekken is een bewoner voornamelijk aangewezen op zijn 23 medebewoners en op de bewaarders.

De bewoner in kwestie was een ontwikkeld man. Hij had een universitair werk- en denkniveau en hij had in het verleden, zo begreep ik van hem, zeer aanzienlijke maatschappelijke posities bekleed. Hij had daarnaast een open blik en een brede belangstelling. Dat contrasteert nogal met de meeste bewoners van een P.I. Verhoudingsgewijs vele bewoners van een P.I. vallen onder de categorie ‘licht verstandelijk beperkt’. Dat maakt het voor bewoners met een hoge algemene intelligentie bijzonder lastig om een gesprekspartner te vinden met wie ze, zoals dat genoemd wordt, ‘op enig niveau’ kunnen praten over wetenschap, techniek, kunst, politiek, milieu, maatschappelijke ontwikkelingen, noem het allemaal maar op. Een gelijkwaardige gesprekspartner met wie je een gesprek kunt houden waarin je bevraagd wordt, waarin je beargumenteerd wordt tegengesproken, waarin jouw mening kritisch tegen het licht wordt gehouden. Een gesprek waarvan je leert en waaraan je groeit. Dat is levensnoodzakelijk voor ieder mens.

De bewoner in kwestie had geen uitgesproken levensbeschouwelijke verbondenheid, hij bezocht geen kerkdienst, vrijdaggebed of gespreksgroep. Het kostte hem dan ook enige tijd voordat hij, via ‘toevallige’ gesprekjes op de gang en op de binnenplaats, ontdekte dat er ook met verschillende geestelijk verzorgers voor hem goed te praten viel. Vanaf dat moment had hij, met enige regelmaat, gesprekscontact met twee van ons. Wij wisten dat van elkaar en zorgden dat hij wel enige, maar niet overdreven aandacht van ons kreeg. ‘Eindelijk een mens om mee te praten’.

Met hem heb ik kort gesproken over de reden dat hij in detentie gekomen is, maar veel meer over zijn jeugd en de moeilijkheden daarin, over de goede en warme relatie met zijn vrouw, maar ook over de moeilijkheden in de communicatie tussen hem en zijn vrouw. Daarnaast spraken wij, op zijn aangeven, over de parallellen tussen een kloostercel en een gevangeniscel, over de oorlogen in onze wereld, over maatschappelijke ontwikkelingen en onvermijdelijk over koetjes en kalfjes. En bij het afscheid zei hij: ‘De gesprekken met jullie waren echt een reddingboei voor mij, jullie waren belangrijk voor mij om het vol te houden’.

In het contact met hem realiseerde ik mij dat wij allemaal onze eigen ‘bubbel’ om ons heen creëren. Een ‘bubbel’ waarin wij hopelijk vinden wat wij nodig hebben: nabijheid, warmte, een goed gesprek. Wij vinden dat bij onze partner, of bij familie, of bij vrienden, of bij een fijne collega. Wij vinden dat

bij mensen van onze eigen keuze. En juist die eigen keuze valt weg in een P.I. In een P.I. moet je het doen met de mensen die op jouw afdeling worden ingedeeld. En dan kan het zomaar zijn dat je dingen, die voor jou levensnoodzakelijk zijn, ineens heel erg gaat missen.

Er zijn heel veel redenen te noemen waarom ik hoop nooit zelf als bewoner in een P.I. terecht te komen. Maar mocht dit onverhoopt toch een keer gebeuren dan denk ik dat ik het, net als onze voormalige bewoner, het ergst zou vinden als ik niemand had om mee te praten, niemand die mij uitdaagt en mij een spiegel voorhoudt. Hopelijk is er tegen die tijd nog een geestelijk verzorger te vinden, die wat extra aandacht wil hebben voor een oud-collega.

pastor Jan, aalmoezenier bij Justitie