Vrijplaats

De dag was tot dan toe voor mij frustrerend verlopen. Mijn plannen slaagden niet. Ik zou die middag twee groepsgesprekken hebben. Ik had me goed voorbereid, een email naar de groepen gestuurd. Ik zat op tijd klaar in het stiltecentrum met koffie, thee, fris, koekjes en handouts.
Na tien minuten waren er nog geen jeugdigen. Ik telefoneerde naar de groepen en toen bleek dat de eerste groep al kwam te vervallen omdat jeugdigen andere afspraken hadden of geen zin hadden.
Van de tweede groep kwam maar één jongen opdagen. Een nieuwe jongen, hij kwam uit nieuwsgierigheid.
Daar zitten we dan, tegenover elkaar. Mijn voorbereiding vergeet ik. We maken kennis met elkaar. De jongen heeft eigenlijk geen idee waar hij is en wat hij komt doen. ‘Wat doet een dominee?’ ‘Waarom komen mensen bij u?’ Ik leg uit dat dit een vrijplaats is. Dat je hier vrijuit kunt praten over wat je bezighoudt, waar je vragen over hebt, over je zorgen. Dat ik geen rapport schrijf, ook niet met groepleiding of behandelaars overleg. Ik heb ambtsgeheim.
‘Oooh, in dat geval…..’ En de jongen begint te vertellen. Over wat hij heeft gedaan. Maar vooral over wat hij van plan is om te gaan doen zodra hij weer vrij komt. Hij wil zijn delict herhalen, maar het dan beter en grootser aanpakken, zodat hij deze keer niet gepakt wordt.
Ik vraag hem waarom hij dit nu vertelt. Praat hij elders ook over zijn plannen? Op de groep? Bij de training 'leren van delict'? Bij de psycholoog? Met zijn moeder? Nee, hij praat er met niemand over. Omdat hij bang is dat ze hem dan niet laten gaan. Maar hij vertelt het nu, omdat het eigenlijk ook een last voor hem is. Hij wil het eigenlijk niet doen. ‘Ik wil het niet, maar ik zie geen andere mogelijkheid voor mezelf. Ik ben de domste van de familie. Maar mij moeder verwacht van mij dat ik succesvol word en mijn familie later kan onderhouden. In mijn cultuur ben je pas iemand als je iets voor je familie kunt betekenen. Ik kan niet leren, dus zal nooit een goede baan krijgen. Maar ik moet wel rijk worden, anders ben ik mislukt. Ik weet geen andere oplossing dan deze.’
Nu spreken we elke week een uur. Over waarom dit plan door zijn hoofd gaat. Over toekomstdromen, over verwachtingen van familie, prestatiedruk, identiteit en zelfkennis, gekend en geliefd zijn door God en ga zo maar door.
Dat ene moment van openhartigheid heeft onze harten geopend.
Al mijn frustratie was verdwenen. Want ik beseft: Dit is waarom wij hier zijn, als geestelijk verzorgers. Voor dit soort gesprekken. Voor deze momenten.
Judith
Dominee RJJI Hartelborgt en Pi Alphen a/d Rijn