Vroege vogels

Na jaren als gemeentepredikant gewerkt te hebben, stap ik nu op zondagochtend in plaats van op de fiets, in mijn auto om naar de kerk te gaan, de kerk in de PI. Ik vertrek in alle vroegte, maar voor het bekende radioprogramma ‘Vroege vogels’ gelukkig niet al te vroeg. Onderweg geniet ik van het enthousiasme
waarmee in dit programma allerlei wetenswaardigheden over de natuur gebracht worden. Vooral die van de luisteraars die hun waarnemingen op de fenolijn inspreken: wanneer ze een zeldzame vogel spotten of een juist vertrouwde die weer terug in het land is na de overwintering in warmere oorden. Wanneer ze een vogel een G akkoord horen fluiten of de eerste bloesem van die boom of struik ontwaren of het weiland wel een tapijt van bloemen lijkt. Er gaat een blijvende verwondering om de schoonheid en kracht van de schepping uit. Die verwondering gun ik een ieder, niet in het minst bewoners van PI’s.
De PI waar ik werk wordt wel de meest groene gevangenis van Nederland genoemd. Twee van de drie locaties hebben een parkachtige binnenplaats die bestaat uit een groot grasveld met oude bomen, een volleybal, tennis en basketbalveld, picknicktafels, bankjes, een overkapping waaronder gerookt kan worden.
In de tien maanden die ik er nu werk is me duidelijk geworden hoeveel het voor een gedetineerde uit kan maken als er nog iets van natuur ervaren kan worden in hun leven in detentie. Om die reden luisterde ik dan ook met gespitste oren toen het op een donkere zondagochtend in ‘Vroege vogels’ ging over hoe de filosofe en socialiste Rosa Luxemburg in haar brieven vanuit de gevangenis schreef, in haar observatie van de natuur nog enige vorm van vrijheid te vinden. Luxemburg zat tijdens de eerste wereldoorlog een jaar in Breslau gevangen. Vanwege haar oproep de wapens neer te leggen werd ze als landverraadster beschouwd. In het radio-item werd verteld hoe haar brieven opmerkelijk hoopvol gestemd waren, gezien de weinig florissante omstandigheden waaronder ze geschreven waren: koude, smerige gevangeniscellen, met alleen haar boeken, een plantenstekje en een paar vogels voor het getraliede raam als gezelschap. En toch bleef ze maar doorwerken en doorschrijven en gaf ze de hoop op betere tijden nooit op.
Thuis zocht ik op wat Rosa Luxemburg nog meer geschreven heeft over haar natuurbeleving in de gevangenis. Ik las dat zij vooral vogels nauwgezet volgde en ze uitgebreid beschreef: ‘de kloppende roep van de specht, de groet van de blauwkopmees’. Aan een vriendin schreef ze: ‘het onweer vannacht leverde een schouwspel op, dat ik niet licht zal vergeten. Een doffe, onheilspellende schemering daalde over de aarde. De regen ruiste op de bladeren, het weerlicht vlamde keer op keer purperrood op in het loodkleurige grijs. Midden in deze spookachtige stemming begon plotseling voor mijn venster een nachtegaal te zingen! Hij zong als in een roes, wou de donder overstemmen, de schemering verlichten. Het was zo geheimzinnig, zo onbegrijpelijk mooi. Ik voel mij in deze wereld thuis, waar er wolken en vogels en mensentranen zijn.’
Toen afgelopen voorjaar rondom de PI vier ooievaars duidelijk op zoek waren naar een geschikte boom om hun nest in te bouwen, hoopte ik vurig dat ze één van de bomen op de binnenplaats zouden uitkiezen. Helaas, het werd die bij het portiersgebouw.
In een moment van stilte tijdens een kerkdienst aan het begin van de ochtend lieten ze wel van zich horen en hoe. Het geklepper van deze vroege vogels vulde de ruimte. En ik bad in stilte voor blijvende verwondering om deze schepping, waar er wolken en vogels en mensentranen zijn.
Justitiedominee Maartje