Skip to main content

C+M+B

Ik sta in de deuropening van zijn cel. Hij gebaart mij binnen te komen met de woorden: ‘dit is nu mijn woning. ‘ Ik ken hem al wat langer en weet dat zijn detentie rust in zijn leven heeft gebracht. Na jarenlang op straat geleefd te hebben, ernstig verslaafd, is hij door het strakke ritme en de verzorging van het gevangenisregime weer wat gaan leven in plaats van overleven.

 Voor vele gedetineerden geldt dit juist andersom. De bajes is dan wel hun tijdelijke huis, maar allerminst huiselijk. Letterlijk en figuurlijk zijn ze ver van huis. Aan dit gemis te lijden is de straf die ze moeten ondergaan.

Als geestelijk verzorger zie ik als een van mijn belangrijkste taken hen niet continue te laten denken en voelen: hier hoor ik niet, hier ben ik niet op mijn plek, hier kan ik niet mezelf zijn. Maar samen met hen helder te krijgen wat ze nodig hebben om in die bevreemdende omgeving thuis te komen bij zichzelf. Om het gemis van hun (t)huis te kunnen (ver)dragen. En om wegen van herstel te kunnen inslaan, op weg naar een leven waarin ze in de dubbele betekenis van het woord juist niet ver van huis zijn en raken, maar zo dichtbij mogelijk komen.

Ik merk hoe het schipperen is recht te doen aan deze gevoelens van uitersten: acceptatie van hun tijdelijke huis en tegelijk verzet. Ik ben nogal geneigd in mijn taalgebruik de context van detentie te verbloemen. Niet alleen naar gedetineerden toe, maar ook naar collega’s en in gesprekken over het leven in de gevangenis. Dan heb ik het over bewoners in plaats van gedetineerden en noem hun cel hun kamer. Ze hoeven er toch niet continue mee geconfronteerd worden dat ze gevangen zitten, denk ik dan. En naar buiten toe wil ik benadrukken dat hun leven niet alleen maar om hun detentie draait.  Dat ik daarin ook kan doorschieten deed laatst een bezoeker van de kerkdienst mij inzien. Ik heette de mannen welkom in de kerkdienst van Norgerhaven in Veenhuizen. ‘In de gevangenis’ voegde hij er brommend aan toe. En toen ik in diezelfde kerkdienst vroeg welk poplied op nummer 1 van de Top 2000 stond werd er spottend geroepen: ‘En we gaan nog niet naar huis…’

Het toeval wil dat ik juist in de voorbereiding voor deze dienst met mijn collega had besproken hoe de traditie van het drie Koningen feest op 6 januari illustratief kan zijn voor het geloof dat Christus’ komst ons mee wilt geven dat God ons zegent waar wij ons ook bevinden, hoe wij er ook aan toe zijn. In Nederland is dit feest van kinderen die verkleed als de koningen Caspar (C), Melchior (M) en Balthasar (B) met een ster op een stok zingend langs de deuren gaan, wat in de marge geraakt. Maar in Duitsland gebeurt het nog volop. De kinderen zingen aan de deur drie koningenliederen als gebaar van zegen. En de toegezongen bewoners geven die zegen door, door de kinderen iets te geven waarmee ze een ander blij kunnen maken. De initialen van hun namen worden met krijt op deurposten of muren van de bezochte huizen gezet als teken dat het bezoek van de koningen heeft plaatsgevonden, maar vooral als vastlegging van de Latijnse zegenbede:

Christus Mansionem Benedicat: Christus zegene dit huis.

Sinds een maand zet ik in de liturgie bij de aankondiging van de zegen onderstaande foto.

CMB

En vraag ik de kerkgangers met me mee te bidden:
in ons hart en in ons huis
DE ZEGEN VAN GOD
in ons komen en ons gaan
DE VREDE VAN GOD
in ons leven, op onze zoektocht
DE LIEFDE VAN GOD
bij het einde en nieuw begin
DE ARMEN VAN GOD OM ONS TE ONTVANGEN, THUIS TE BRENGEN.

Justitiepredikant Maartje

 

* De foto boven het verhaal is gemaakt door een gedetineerde man uit Pi Sittard. De foto is onderdeel van de tentoonstelling in het fotomuseum Vrijthof te Maastricht waarin 8 gedetineerden van Pi Sittard foto's hebben gemaakt van hun leven in de gevangenis.