Hij wil wel geloven, maar hoe doe je dat…?

“Pater heb u misschien van de week effe tijd voor mij……?” vraagt een grote kerel aan me tijdens het koffiedrinken na de zondagse viering. Ik ken hem niet maar hij was me tijdens de viering op de een of andere manier al opgevallen door de manier hoe hij keek en meedeed. Waarschijnlijk is hij door één van mijn collega’s op de kerklijst gezet?
We maken een afspraak voor later in de week.
Als ik hem dan ophaal (laat ik hem voor het gemak Stefan noemen) en meeneem naar onze spreekkamer ontstaat direkt een gesprek waarin hij allerlei vragen op me afvuurt die met het katholieke geloof te maken hebben, zoals’; ‘Waarom hebben jullie een paus?’, ‘Wat is een bisschop?’, ‘Waarvoor kun je allemaal bidden?’, ‘Hoe moet je bidden’. Het is niet aanvallend bedoeld en ik heb ook niet het gevoel dat ik me moet verdedigen, ik voel eerder bij hem ‘honger naar begrip’.
Halverwege vraag ik hem waarom hij dat allemaal wil weten en dan vertelt Stefan schuchter dat zijn vriendin katholiek is en “die heeft er zo veel steun aan”. En vervolgens vertelt hij van het gezin waar hij uit komt en dat daar ‘niets aan het geloof gedaan werd’. Dat hij voor het eerst vastzit omdat hij ‘iets te enthousiast reageerde toen zijn zus werd lastig gevallen.’ Hoe moeilijk het is hier in de gevangenis, maar dat hij ook wel veel tijd heeft om na te denken. En vooral dat hij jaloers is op zijn vriendin, omdat zij nu steun vindt bij haar geloof en hij dat ook wel zou willen. Maar er lijken bij Stefan zoveel vooroordelen te liggen over dat geloof dat hij de stap nog niet kan zetten en kan ervaren dat je ‘zomaar mag geloven’. Vandaar al zijn vragen die ik eerst naar tevredenheid moet beantwoorden.
Hij vertelt dat hij zondag in de kerk bijna moest huilen tijden de voorbeden. Ik sluit het gesprek af met een gebed, voor hem, zijn vriendin en zijn ouders en nu biggelen de tranen over de wangen van deze grote kerel. “Dat heeft nog nooit iemand voor mij gedaan…..”
Twee weken later spreek ik hem weer, Hij vertelt dat hij het fijn vindt om naar de kerk te komen. En dat hij graag wil leren bidden. “Hoe doe je dat? Welke woorden gebruik ik daarvoor? En mag ik zomaar alles aan God vragen of vertellen?” Ik proef in zijn vragen de honger van iemand die zo graag houvast zou willen hebben, maar nog steeds zoekende is. Hij heeft tijdens het bezoekuur heel schuchter zijn vriendin verteld dat hij hier nu ook naar de kerk gaat en dat hij het straks buiten ook wil gaan doen, samen met haar. Ik vertel hem van ‘Kerken met Stip’ en samen zoeken we naar een kerk bij hen in de buurt. “Ja dat gaan we zeker doen.” Maar ik hoef van hem geen contact zoeken met de pastor van die kerk, “we gaan toch eerst op vakantie.” (Jammer want ik had graag dat eerste contact gelegd, zodat het voor hen wat makkelijker zou zijn om binnen te komen.)
De week daarop spreek ik hem voor het laatst (donderdag gaat hij met ontslag). Zijn aarzeling bestaat nog steeds; “Mag ik echt zomaar bidden en luistert God dan echt naar mij?” “Ja Stefan je mag echt zomaar bidden en God luistert altijd, ook al geeft God geen rechtstreeks antwoord!” Ik geef hem een bijbel mee als aandenken aan zijn tijd in de gevangenis en als start voor zijn gelovige zoektocht als hij straks buiten is.
Ik hoop zo dat hij samen met zijn vriendin die gelovige weg zal gaan. Dat hij al zijn vooroordelen kan overwinnen en dat hij ‘zo maar mag geloven.
We sluiten af met een gebed. Vóór we beginnen leg ik maar vast een paar papieren handdoekjes klaar. Hij heeft ze hard nodig……..
R.k. justitiepastor Johan PI Lelystad.