Met mijn ogen op

Woensdag, gespreksgroep. Ik heb koffie en thee gezet, suiker en melk staan op tafel. Deze keer mét koekjes, bij hoge uitzondering geschonken door de kerk. Ik ben in afwachting van de deelnemers. Een gevangene loopt langs, hij is onderweg naar de bibliotheek. Ik zie hoe zijn ogen naar de koekjes en suiker worden getrokken.
Nieuwsgierig blijft hij staan, weifelt even en stapt dan binnen. “Dat ziet er gezellig uit!”
Ik vertel hem dat ik dominee ben en als geestelijk verzorger gespreksgroepen organiseer. Vandaag zal het over vriendschappen gaan.
Arie, want zo heet hij, kijkt me onderzoekend aan. “Dus u bent dominee? Wilt u dan bidden voor mijn oma? Zij is erg ziek.”
“Ik wil wel bidden voor je oma,” antwoord ik. “Maar dat doe ik dan met open ogen. “Met open ogen?” Arie weet niet wat hij hoort. “Luistert God dan wel?”
Lachend kijk ik hem aan. “Als je graag wat suiker en koekjes wilt, mag je daar ook om vragen hoor.”
“Ja, daar kwam ik eigenlijk voor.” Arie grinnikt. “Ze zien er berelekker uit. Het is lang geleden dat ik koekjes heb gehad.” Ik reik hem de koektrommel. Met smaak eet hij een koekje.
“Pak er maar wat meer hoor,” zeg ik. Dat laat Arie zich geen twee keer zeggen. Hij stopt er nog een in zijn mond en een aantal in zijn broekzak.
“Wil je nog een gebed voor je oma?” vraag ik.
“Nou liever voor mijzelf,” antwoordt Arie met volle mond. “Mijn oma is al een tijdje dood. In mijn leven gaat veel mis, dus het is fijn als u voor mij wilt bidden.” Het leugentje voor bestwil laat hij verder onbesproken.
Ik bid voor Arie met open ogen.
Jaren later, op een zondagmorgen, begroet ik iedereen die naar de kerkdienst is gekomen, met een handdruk. Ik geef een nieuweling een hand en zeg: ”Jou ken ik nog niet.”
“Jawel hoor!” antwoordt de man. “Ik ben Arie. U heeft lang geleden met uw ogen open voor mij gebeden.” Hij grijnst wat onhandig. “Nadien heb ik altijd gevraagd als ik graag iets wilde hebben. Mijn oma heb ik daar nooit meer voor misbruikt.”
Justitiepastor Dorien