Vogels

Al een paar jaar komen er scholeksters in het voorjaar op de luchtplaats hun nest bouwen. Ze leggen er hun eieren en broeden ze daar uit. Vorig jaar zaten de broedende vogels midden in het bloemenperk, op nog geen 50 centimeter van het voetpad af.
De vrouwen waren weken lang aandachtige getuigen van het wonder dat zich voor hun ogen voltrok. Toen de jongen uit het ei kwamen waren de oudervogels zo gewend aan de luchtende vrouwen dat ze hun jonkies lieten rennen door het gras, tussen de mensenbenen door.
Dit jaar ligt het nest tussen de muur en het hekwerk. De jonkies zijn intussen al wat groter, maar kunnen nog steeds door de mazen van het hek. Als de ouders hun kroost weer op het nest willen hebben, moeten de grote vogels over het hek heen vliegen, om de drie grijze pluizebollen terug te drijven.
De vrouwen zien het voor hun ogen gebeuren. Ook als de natuur minder aaibaar is. Onder een van de bomen ligt een kleine dode merel. Is het beestje te vroeg uit het nest geduwd of dacht ie al te kunnen vliegen? Of is ie geroofd en verloren door een grote kraai? De tuinreinigster heeft het vogeltje gevonden en begraaft het diertje liefdevol op een veilige plek. De jonge scholeksters hebben het dit jaar gelukkig gehaald, beschermd door hun ouders en de luchtende vrouwen.
Door Pastor Marianne, vanuit haar werkkamer die op de luchtplaats uitkijkt
Uit het jubileumboek 'Binnenste Buiten'